ECLI:NL:CRVB:2005:AU3067

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5104 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake vrijwillige verzekering AOW en ANW

In deze zaak heeft verzoeker, wonende in Marokko, op 25 juni 2004 en 10 september 2004 een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 april 2004. Deze eerdere uitspraak betrof de afwijzing van verzoekers verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Raad heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk was vanwege een niet-verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. Tijdens de zitting op 5 augustus 2005 zijn zowel verzoeker als gedaagde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, niet verschenen.

De Raad overweegt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoeker heeft in zijn verzoek om herziening aangegeven het niet eens te zijn met de eerdere uitspraak en heeft opnieuw verzocht om toelating tot de vrijwillige verzekering. De Raad concludeert echter dat de aangevoerde argumenten niet voldoen aan de criteria van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere uitspraak zouden kunnen rechtvaardigen.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5104 AOW
U I T S P R A A K
Met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (Marokko), verzoeker
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verzoeker heeft bij brief van 25 juni 2004, aangevuld bij brief van 10 september 2004, om herziening verzocht van de door de Raad onder dagtekening 22 april 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, nummer 03/4492 AOW, naar welke uitspraak hier wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad gehouden op 5 augustus 2005, waar verzoeker en gedaagde -met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Al eerder, onder meer in de uitspraak van 3 oktober 1996, gepubliceerd in JB 1996/248, heeft de Raad overwogen dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
In de uitspraak van de Raad waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellants beroep tegen het besluit van 6 maart 2002, waarbij is gehandhaafd gedaagdes besluit van 22 oktober 2001 inhoudende de afwijzing van appellants verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene nabestaandenwet (ANW), wegens een niet-verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk is.
In het verzoek om herziening heeft verzoeker gesteld dat hij het niet eens is met de uitspraak van de Raad van 22 april 2004 en hij toegelaten wil worden tot de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW.
De Raad overweegt dat hetgeen door verzoeker is aangevoerd niet kan worden aangemerkt als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Aldus gegeven door mr. H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2005.
(get.) H.J. Simon.
(get.) M. Gunter.
BKH