ECLI:NL:CRVB:2005:AU3150

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2769 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • R.P.T. Elshoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergoeding kosten behandeling gebitsklachten in verband met anorexia nervosa en boulimia

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres, geboren in 1934, die als vervolgde en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 valt. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van behandeling van haar gebitsklachten, die zij toeschrijft aan haar nerveuze anorexia en boulimia, welke zij tijdens haar onderduik in de oorlogsjaren heeft ervaren. De verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de gebitsklachten niet in verband staan met de vervolging, maar door andere oorzaken zijn ontstaan. De Raad heeft de afwijzing van de vergoeding beoordeeld en geconcludeerd dat de gebitsklachten van eiseres niet het gevolg zijn van de ondergane vervolging, maar eerder leeftijdgebonden zijn.

De Raad heeft in zijn overwegingen de medische adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad en een tandarts in aanmerking genomen. Deze adviezen gaven aan dat de nerveuze klachten van eiseres na de oorlog zijn verminderd en dat er geen reden is voor overmatige gebitsschade. Eiseres heeft in eerdere aanvragen nooit melding gemaakt van gebitsproblemen, en de medische documentatie over haar parodontale klachten dateert pas van 1980. De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit goed gemotiveerd is en in overeenstemming met de beschikbare medische gegevens.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij het bestreden besluit in stand is gehouden. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 15 september 2005.

Uitspraak

04/2769 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats] (Israël), eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 29 januari 2004, kenmerk JZ/R70/2004/0056, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft daarop schriftelijk gereageerd.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 4 augustus 2005.
Aldaar is eiseres, met voorafgaand bericht, niet verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is eiseres, geboren in 1934, vervolgde en uitkerings-gerechtigde in de zin van de Wet. In het verleden is aanvaard dat de rugklachten van eiseres in het door de Wet gevorderde verband staan met de door haar ondergane vervolging.
In november 2001 heeft eiseres bij verweerster een aanvraag ingediend om toekenning van een vergoeding van de kosten van behandeling van haar gebitsklachten - bestaande in een ernstig parodontaal verval - welke naar haar mening zijn toe te schrijven aan haar nerveuze anorexia, gepaard gaande met veelvuldig braken, tijdens haar onderduik in de oorlogsjaren en de daardoor toen veroorzaakte ondervoeding.
Deze aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 12 september 2002, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, op de grond dat de gebitsklachten van eiseres niet in verband staan met de vervolging maar door andere oorzaken zijn ontstaan. Daartoe is overwogen dat de nerveuze eetstoornis van eiseres na de oorlog ophield en dat vervolgens pas in 1980 tandvleesproblematiek ontstond met erosies van tandhalzen. Vanwege de lange klachtenvrije periode na de oorlog ziet verweerster de parodontale klachten niet het gevolg zijn van ondervoeding en/of de aantasting door maagzuur als gevolg van het nerveuze braken, maar acht zij deze leeftijdgebonden van aard.
In beroep heeft eiseres aangevoerd - kort samengevat - dat zij al sinds de oorlogsjaren lijdt aan anorexia nervosa en boulimia en sedertdien ook steeds ernstige tandheelkundige klachten heeft gehad, waarvoor zij zich ook steeds onder tandheelkundige behandeling heeft moeten stellen. Eiseres is verder van mening dat verweerster aan haar psychische klachten onvoldoende aandacht heeft geschonken.
Ter beantwoording staat de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen eiseres daartegen in beroep heeft aangevoerd, in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Blijkens de gedingstukken is het hiervoor weergegeven standpunt van verweerster in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Deze adviezen berusten op bij verweerster ingevolge eerdere aan-vragen over eiseres bekende medische gegevens, op recente informatie uit de behandelen-de sector en op een advies van de verweerster adviserend tandarts M. Schächter. Voorts is een door eiseres nog ingezonden expertise van kaakchirurg S. Barak in aanmerking genomen.
In deze adviezen is aangegeven - kort gezegd - dat blijkens de voorhanden medische gegevens de nerveuze klachten van eiseres na de oorlog in die zin zijn verminderd dat van een nerveus braken en van een daarmee verband houdende slechte voedingstoestand nauwelijks nog sprake is geweest, zodat in een en ander geen reden voor overmatige gebitsschade gelegen kan zijn geweest. Verder is erop gewezen dat eiseres bij haar eerdere aanvragen ingevolge de Wet nimmer van gebitsproblemen melding heeft gemaakt, en dat pas vanaf 1980 medische documentatie bekend is over de parodontale klachten van eiseres.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van genoemde adviezen naar behoren voorbereid en gemotiveerd.
In de voorhanden medische en andere gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om aan de juistheid van de in die adviezen neergelegde medische visie te twijfelen. De Raad acht in dit verband al van doorslaggevend belang dat eiseres in over eerdere aanvragen opgemaakte rapportages zelf heeft aangegeven dat sedert de oorlogsjaren van nerveus braken nauwelijks nog sprake is geweest. Aangezien nu juist dit braken, vanwege de aantasting van het gebit - daarbij nog daargelaten of dit ook geldt voor de parodontale weefsels - door maagzuur, een oorzaak kan zijn van overmatige gebitsschade, is al daarom in beslissende mate onwaarschijnlijk dat het door eiseres gestelde causaal verband zich hier voordoet.
Gezien het vorenstaande kan het bestreden besluit in rechte standhouden en dient het daartegen ingestelde beroep ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 september 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) P. van der Wal.
HD
30.08