ECLI:NL:CRVB:2005:AU3205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht op grond van sociale werknemersverzekeringswetten en privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak gaat het om de vraag of er sprake is van een verzekeringsplicht op grond van de sociale werknemersverzekeringswetten, in het bijzonder of de elementen van een dienstbetrekking aanwezig zijn. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen waren voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellante en [betrokkene], die via zijn vennootschap [naam BV] werkzaamheden voor appellante verrichtte. De rechtbank baseerde haar oordeel op een samenwerkingsovereenkomst en concludeerde dat er sprake was van persoonlijke dienstverrichting, loonbetaling en een gezagsverhouding.
Tijdens de zitting van de Raad voor de Rechtspraak op 28 juli 2005, waar gedaagde niet aanwezig was, heeft de Raad de argumenten van beide partijen gehoord. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er een privaatrechtelijke dienstbetrekking bestaat. De Raad wijst op de materiële indicaties voor een gezagsverhouding, zoals het concurrentiebeding en de exclusiviteit van de werkzaamheden van [betrokkene] voor appellante. De Raad bevestigt dat de relatie tussen appellante en [betrokkene] niet wezenlijk anders was dan uit de samenwerkingsovereenkomst bleek.
De Raad komt tot de slotsom dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig om af te wijken van de eerdere uitspraak. De Raad concludeert dat aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, en dat de werkzaamheden van [betrokkene] voor appellante onder de sociale werknemersverzekeringswetten vallen. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 22 september 2005.