ECLI:NL:CRVB:2005:AU3212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.M. van Wechem
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over premies werknemersverzekeringswetten en verblijfsrechtelijke positie van Poolse werknemers
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de premies werknemersverzekeringswetten die ten laste van de gedaagde, een werkgever, zijn opgelegd. De Raad heeft de vraag behandeld of de premies ten onrechte zijn opgelegd en of de Poolse werknemers van de gedaagde ingevolge de Koppelingswet verzekerd zijn. De Raad heeft vastgesteld dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) premies heeft vastgesteld over de jaren 2002 en 2003, maar dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de betrokken werknemers illegaal werkzaam waren, waardoor zij niet verzekerd zouden zijn.
De rechtbank Alkmaar had eerder geoordeeld dat het UWV nader onderzoek had moeten doen naar de verblijfsrechtelijke positie van de werknemers. De Centrale Raad heeft deze uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het UWV had moeten onderzoeken of de werknemers rechtmatig in Nederland verbleven voordat zij overgingen tot premieheffing. De Raad heeft de besluiten van het UWV vernietigd en het UWV opgedragen opnieuw op de bezwaarschriften van de gedaagde te beslissen. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 322,--. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om de identiteit en verblijfsstatus van hun werknemers vast te stellen en de noodzaak voor het UWV om adequaat onderzoek te doen naar de status van werknemers voordat zij premies opleggen.