ECLI:NL:CRVB:2005:AU3519
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- M. Gunter
- Rechtspraak.nl
Oordeel over niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in arbeidsongeschiktheidsuitkering
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) dat appellant geen arbeidsongeschiktheidsuitkering toekent. Het besluit is genomen op 7 mei 2002, waarbij werd gesteld dat appellant ten tijde van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid op 1 juli 1987 niet verzekerd was onder de Nederlandse arbeidsongeschiktheidswetten. Appellant heeft op 1 juli 2002 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is pas op 10 juli 2002 door het UWV ontvangen, wat betekent dat het buiten de wettelijke termijn van zes weken is ingediend.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 5 augustus 2005, waarbij appellant niet aanwezig was. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.B. van der Horst, heeft het verweer gevoerd. Appellant heeft in zijn bezwaar aangegeven dat hij de beslissing pas op 26 juni 2002 heeft ontvangen, en dat hij in een afgelegen gebied woont waar post niet direct wordt bezorgd. Het UWV heeft het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de reden voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe argumenten aangevoerd met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar, maar enkel aangegeven dat hij in aanmerking wil komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar in te dienen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).