ECLI:NL:CRVB:2005:AU3566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- S.A.M. Schoenmaker-Zehenpfenning
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering op basis van passend werk en rugklachten
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. V.M.W. Bongers, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 6 mei 2004 zijn beroep tegen de weigering van zijn WW-uitkering ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 juli 2005, waarbij beide partijen niet verschenen. De Raad beoordeelt het geschil aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen die golden ten tijde van het besluit.
Appellant had op 12 september 2002 bericht ontvangen dat zijn WW-uitkering met ingang van 29 juli 2002 blijvend geheel werd geweigerd, omdat hij een aangeboden passende functie bij JVR Accessoires voor motoren in Eindhoven had geweigerd. Deze functie omvatte 40 uur per week TIG-lassen en licht constructiewerk. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd door gedaagde ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden functie als passend kon worden beschouwd, mede op basis van rapporten van arbeidsdeskundigen die de geschiktheid van de functie in verband met appellants rugklachten bevestigden.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de functie niet passend was vanwege zijn rugklachten. De Raad onderschreef echter het oordeel van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat het aangeboden salaris aanzienlijk hoger was dan het loongerelateerde deel van de WW-uitkering. De Raad concludeerde dat appellant het voorschrift van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de WW had overtreden, wat leidde tot de blijvende weigering van zijn uitkering. De Raad zag geen aanleiding om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en bevestigde deze.