ECLI:NL:CRVB:2005:AU3568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- S.A.M. Schoenmaker-Zehenpfenning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlaging WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatieactiviteiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die zijn WW-uitkering met 20% heeft verlaagd vanwege onvoldoende sollicitatieactiviteiten. Appellant, vertegenwoordigd door mr. H.B.Th. Koekkoek, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 mei 2004. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat hij niet aan zijn sollicitatieverplichtingen had voldaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 juli 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde zich liet vertegenwoordigen door drs. J.T. Wielinga.
De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde op 17 januari 2003 de WW-uitkering van appellant met 20% heeft verlaagd, omdat appellant in de periode van 18 november tot en met 15 december 2002 onvoldoende had gesolliciteerd. Gedaagde heeft het besluit op 8 mei 2003 herzien, maar de maatregel van 20% gedurende 12 weken gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat appellant niet voldoende had gedaan om passende arbeid te vinden, ondanks zijn argumenten over de slechte arbeidsmarktsituatie en zijn persoonlijke omstandigheden.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeert dat appellant, ondanks de omstandigheden, niet voldoende inspanningen heeft geleverd om werk te vinden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Hoogeveen, in aanwezigheid van mr. S.A.M. Schoenmaker-Zehenpfenning, en is openbaar uitgesproken op 7 september 2005.