ECLI:NL:CRVB:2005:AU3930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening en intrekking van de WAO-uitkering van de appellant, die woonachtig is in [woonplaats]. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die het beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had op 8 januari 2001 besloten om de uitkering van de appellant per 1 juni 2000 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% en deze per 1 februari 2001 in te trekken. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het Uwv ongegrond verklaard in een besluit van 27 januari 2003. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, waarna appellant hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 19 augustus 2005 is appellant niet verschenen, terwijl gedaagde zich liet vertegenwoordigen door een advocaat van het Uwv. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft beslist tot in standlating van het bestreden besluit. De Raad heeft geen nieuwe argumenten gevonden die aanleiding geven om tot een ander oordeel te komen. Het hoger beroep van de appellant is dan ook afgewezen. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.