ECLI:NL:CRVB:2005:AU3938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid van een overleden directeur in het kader van de WAZ
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van [betrokkene], die op 12 april 2002, de datum in geding, geen recht had op een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen (WAZ). De erven van [betrokkene] hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het bezwaar van [betrokkene] tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had geweigerd om [betrokkene] een WAZ-uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen sprake was van een ziekte of gebrek in de zin van de WAZ.
De Raad heeft vastgesteld dat [betrokkene] in 2001 uitviel met spanningsklachten en dat hij op de in geding zijnde datum niet arbeidsongeschikt was. De gemachtigde van appellanten heeft ter zitting verzocht om een deskundige te benoemen om meer duidelijkheid te krijgen over de psychische gesteldheid van [betrokkene], maar dit verzoek werd afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen nieuwe informatie te verwachten viel, gezien het feit dat [betrokkene] inmiddels was overleden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep geen doel treft. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig zijn voor de toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 30 september 2005.