ECLI:NL:CRVB:2005:AU3954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid door andere oorzaak
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gekomen tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant was arbeidsongeschikt geworden wegens maagklachten en ontving een uitkering op basis van de WAO. In 2000 werd aan appellant meegedeeld dat zijn uitkering niet werd herzien, omdat de toegenomen arbeidsongeschiktheid kennelijk het gevolg was van een andere oorzaak dan waarvoor hij reeds uitkering ontving. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 31 augustus 2005. Appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. U.J. van der Veldt, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. R. Sowka. De Raad oordeelde dat de medische beperkingen van appellant, voortvloeiend uit zijn oogklachten, niet buiten beschouwing konden blijven, maar dat deze niet leidden tot een verhoging van de uitkering. De Raad stelde vast dat gedaagde niet had aangetoond of en in hoeverre de maagklachten van appellant reden vormden voor een toename van de arbeidsongeschiktheid.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven wegens schending van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aangevallen uitspraak werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd gegrond verklaard. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1288,- bedroegen, en moest het betaalde recht van € 114,23 vergoeden. De Raad bepaalde dat gedaagde een nader besluit op bezwaar diende te nemen met inachtneming van deze uitspraak.