ECLI:NL:CRVB:2005:AU3965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag op basis van de Toeslagenwet en schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een onverschuldigd betaalde toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). Appellant, die in hoger beroep is gegaan, had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn beslagvrije voet op nihil had vastgesteld. Dit besluit leidde tot de terugvordering van een bedrag van € 3.663,86, dat onterecht aan appellant was uitbetaald. De rechtbank Roermond had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld, onderschreven. De Raad oordeelt dat voor de vaststelling van de juiste beslagvrije voet, het noodzakelijk is om informatie te verkrijgen over de sociale en financiële situatie van appellant. De rechtbank had geoordeeld dat de door verweerder gevraagde inlichtingen essentieel waren voor een correcte uitvoering van de wetgeving omtrent de beslagvrije voet. Appellant had echter nagelaten om tijdig de benodigde informatie te verstrekken, wat leidde tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden.
De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat de terugvordering rechtmatig was, aangezien de bepalingen omtrent de beslagvrije voet niet van toepassing waren door de schending van de inlichtingenplicht door appellant. De Raad wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig aanleveren van de benodigde documenten bij appellant ligt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om de kosten van de procedure te compenseren.