ECLI:NL:CRVB:2005:AU3967
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting bij fibromyalgie en psychische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante, die arbeidsongeschikt is geraakt op 22 april 1999, heeft pijnklachten en psychische klachten, waaronder fibromyalgie en depressieve klachten. In eerste instantie heeft het Uwv haar een uitkering toegekend in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%, maar na bezwaar is dit herzien naar 45 tot 55%. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 31 augustus 2005, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde.
De Raad heeft de medische grondslag van het besluit van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat de resultaten van het medische onderzoek, dat onder andere is gebaseerd op rapporten van behandelende artsen, voldoende overtuigend zijn. De bezwaarverzekeringsarts heeft een belastbaarheidspatroon opgesteld, waaruit blijkt dat appellante niet in staat is om op HBO-niveau te functioneren, maar wel op MBO-niveau. De Raad heeft vastgesteld dat de functies die aan de herziening ten grondslag liggen, binnen de vastgestelde belastbaarheid van appellante vallen.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het nieuwe besluit van het Uwv (besluit 2) in de plaats is gekomen van het eerdere besluit (besluit 1). De grieven van appellante zijn in het kader van het beroep tegen besluit 2 beoordeeld, en de Raad heeft geen termen gezien om de aangevallen uitspraak te vernietigen. De uitspraak van de rechtbank is in stand gelaten, en de Raad heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.