ECLI:NL:CRVB:2005:AU3971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering na afloop van de wachttijd met bevestiging van de medische grondslag
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die haar werk als schoonmaakster heeft gestaakt vanwege benauwdheids- en depressieve klachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische grondslag van de besluitvorming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had aangevoerd dat haar medische beperkingen waren onderschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen. Ook stelde zij dat zij niet in staat was om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde werkzaamheden te verrichten, mede vanwege haar opleidingsniveau.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen die zijn gemaakt over de medische beoordeling. De Raad merkt op dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gegevens heeft ingebracht die haar gezondheidstoestand of haar mogelijkheden om arbeid te verrichten in een ander licht zouden kunnen plaatsen. De Raad wijst erop dat de arbeidsdeskundige ook functies met een lager opleidingsniveau heeft geselecteerd, en dat de functies eenvoudig en productiematig van aard zijn. De Raad concludeert dat de arbeidsongeschiktheidsschatting op een toereikende basis is gemaakt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De uitspraak is gedaan door mr. D.J. van der Vos, met mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2005. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.