ECLI:NL:CRVB:2005:AU3975
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van gedaagde, die op 1 november 1999 arbeidsongeschikt werd verklaard. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft op 24 april 2002 besloten de uitkering van gedaagde te herzien, met ingang van 25 juni 2002, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Dit besluit werd door gedaagde bestreden, waarna de rechtbank Rotterdam op 14 november 2003 het beroep gegrond verklaarde en het besluit vernietigde, met de opdracht tot het nemen van een nieuw besluit.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 31 augustus 2005 was gedaagde niet aanwezig, maar werd appellant vertegenwoordigd door mr. W.M.J. Evers. De Raad oordeelt dat gedaagde, ondanks haar beperkte opleidingsniveau, in staat is om de aan de geselecteerde functies verbonden arbeid te verrichten. De Raad wijst erop dat gedaagde 8 jaar basisonderwijs in Joegoslavië heeft genoten en 27 jaar in Nederland heeft gewerkt, wat haar de nodige kennis en ervaring heeft opgeleverd.
De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. De Raad oordeelt dat de medische grondslag van het besluit toereikend is, maar dat de arbeidskundige grondslag niet voldoende is onderzocht. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het inleidende beroep ongegrond, waarmee het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in stand blijft.