ECLI:NL:CRVB:2005:AU4103
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van hoger beroep inzake WAO-uitkering en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 september 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de WAO-uitkering van appellant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, had bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die de uitkering van appellant gedeeltelijk had geschorst en later had ingetrokken. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat er geen verzoek om schadevergoeding was ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de hoger beroepen van appellant tegen de eerdere uitspraken niet-ontvankelijk moesten worden verklaard.
De Raad heeft echter ook geoordeeld dat er termen aanwezig waren om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellant. De kosten voor rechtsbijstand in eerste aanleg en hoger beroep zijn vastgesteld op in totaal € 1.610,=. Daarnaast is bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het betaalde griffierecht van € 244,= aan appellant moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het verzoek om schadevergoeding in hoger beroep en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van het beroep.
De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het inzicht biedt in de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de criteria voor ontvankelijkheid in hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt een duidelijk voorbeeld van hoe de Raad omgaat met proceskosten en de beoordeling van het belang van partijen in bestuursrechtelijke zaken.