ECLI:NL:CRVB:2005:AU4241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/405 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • M.I. ‘t Hooft
  • B.M. Biever-van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht en overschrijding beroepstermijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2005 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 27 april 2005, waarin zijn beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 februari 2003 niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelde dat de opposant het verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet tijdig had betaald, binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekende brief van 18 februari 2005. Daarnaast was het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn ingediend, en er was geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding.

De opposant diende op 1 juni 2005 een verzetschrift in tegen de uitspraak van 27 april 2005. Tijdens de zitting op 7 september 2005 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat er geen relevante aanknopingspunten in het verzetschrift waren die konden leiden tot de conclusie dat het verzuim van de opposant niet tegengeworpen kon worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan in de eerdere uitspraak.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, zonder termen aanwezig te achten voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. M.I. ‘t Hooft als voorzitter, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 september 2005.

Uitspraak

05/405 ZFW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant
en
St Ziekenfonds VGZ, gevestigd te Eindhoven, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 27 april 2005 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 februari 2003, reg.nr. 01/3130 ZFW, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft opposant bij brief van 1 juni 2005 een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 7 september 2005, waar partijen -zoals tevoren bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 27 april 2005 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 18 februari 2005 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest. Voorts heeft de Raad in die uitspraak vastgesteld dat het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn is ingediend en dat niet is gebleken van verschoonbare termijnoverschrijding.
In dit geding is de vraag aan de orde of de Raad opposant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in het verzetschrift - er op neer komend dat de fiscus het inkomen van opposant nog niet definitief heeft vastgesteld - geen relevante aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat opposant het verzuim niet kan worden tegengeworpen.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.I. ‘t Hooft als voorzitter, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005.
(get.) M.I. ‘t Hooft.
(get.) B.M. Biever-van Leeuwen.
HE/2195