ECLI:NL:CRVB:2005:AU4517
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van bezwaren inzake bijstandsverlening
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin zijn bezwaren tegen besluiten van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de brieven van 30 juli 2003 en 30 september 2003 niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt. Appellant had verzocht om het laatste afschrift van zijn bankrekening te overleggen, met de waarschuwing dat zijn recht op bijstand zou worden opgeschort indien hij hieraan niet voldeed. Het College had zijn bezwaar tegen deze brief niet-ontvankelijk verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 oktober 2005 behandeld. Tijdens de zitting op 20 september 2005 was appellant aanwezig, terwijl gedaagde zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft vastgesteld dat de brieven van gedaagde niet gericht zijn op enig rechtsgevolg, en dat de bezwaren van appellant terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De Raad heeft verder geoordeeld dat het College bevoegd is om medewerkers in te schakelen voor de uitvoering van de taken die voortvloeien uit de Algemene bijstandswet. Het niet voldoen aan het verzoek om een bankafschrift kan leiden tot opschorting van het recht op bijstand, maar dit verandert niets aan de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren van appellant.