ECLI:NL:CRVB:2005:AU4521

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/6755 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • B.J. van der Net
  • R.E. Lysen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste adressering en termijnoverschrijding bij hoger beroep in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door de opposante, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Breda. De rechtbank had op 11 december 2001 de opposante niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat de termijn voor het indienen van het beroepschrift niet was nageleefd. De opposante stelde dat de toenmalige gemachtigde, mr. drs. A.E.T.M. van de Camp, het beroepschrift onjuist had geadresseerd, wat zou hebben geleid tot de termijnoverschrijding. Tijdens de zitting op 22 september 2005 heeft de advocaat van de opposante, mr. R.A. Jong, betoogd dat er op een onjuiste adressering vertrouwd mag worden en dat de stukken door TPG-Post geretourneerd of op het juiste adres aangeboden zouden moeten worden.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de opposante geen omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat het verzuim niet aan haar kan worden tegengeworpen. De Raad benadrukte dat het risico van een onjuiste adressering volledig voor rekening van de partij komt die het hoger beroep instelt. Gelet op deze overwegingen heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard, zonder termen aanwezig te achten voor een kostenveroordeling. De uitspraak van de Raad van 7 april 2005 werd kort samengevat, waarbij werd benadrukt dat de termijn van zes weken voor het indienen van het beroepschrift niet in acht was genomen en dat er geen aanknopingspunten waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De centrale vraag in deze procedure was of het hoger beroep van de opposante terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/6755 ALGEM
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], gevestigd te [vestigingsplaats], opposante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 7 april 2005 is het namens opposante ingestelde hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank te Breda van 11 december 2001 met registratienummer 00/2013 ALGEM niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft mr. L.M. Schelstraete, advocaat te Tilburg, een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 22 september 2005, waar namens opposante is verschenen mr. R.A. Jong, advocaat te Tilburg, geopposeerde met voorafgaand bericht niet is verschenen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 7 april 2005 is kort samengevat, hierop gebaseerd dat bij het instellen van het hoger beroep de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift niet in acht is genomen en dat geen aanknopingspunten zijn gevonden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
In geding is de vraag of het hoger beroep van opposante terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Ter zitting van de Raad heeft mr. R.A. Jong aangevoerd dat de toenmalige gemachtigde mr. drs. A.E.T.M. van de Camp het hoger beroepschrift aan Maliebaan 31 te Utrecht heeft gericht en dat tot op zekere hoogte erop vertrouwd mag worden dat bij een onjuiste adressering de stukken door TPG-Post geretourneerd worden danwel op het juiste adres aangeboden worden.
In aansluiting op hetgeen in de uitspraken 7 april 2005 is overwogen merkt de Raad op dat hij in hetgeen namens opposant in verzet heeft aangevoerd geen omstandigheden heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat opposante zijn verzuim in de onderhavige zaak niet kan worden tegengeworpen.
De Raad overweegt daarbij dat in situaties als de onderhavige het uitgangspunt geldt dat het risico van het niet tijdig aan het juiste adres verzenden van het beroepschrift volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2005.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.
JK/12105