ECLI:NL:CRVB:2005:AU4815

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-1755 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake de identificatieplicht van werknemers en het anoniementarief

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de verplichtingen van de Wet op de identificatieplicht (Wid). Tijdens een looncontrole is vastgesteld dat van drie werknemers geen afschriften van geldige identiteitsbewijzen aanwezig waren in de loonadministratie. Gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had appellante de kans gegeven om deze documenten binnen vier weken aan te leveren, maar appellante heeft hier geen gebruik van gemaakt. Dit leidde tot correctienota's over de jaren 2000 en 2001, waarbij het anoniementarief werd toegepast.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, omdat de ingediende documenten niet geldig waren op het moment van indiensttreding. Appellante heeft de uitspraak van de rechtbank bestreden, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geconcludeerd dat appellante niet voldeed aan de identificatieplicht. De Raad benadrukte dat een rijbewijs niet als geldig identiteitsbewijs kan worden aangemerkt volgens de Wid en dat het verzuim niet achteraf kon worden hersteld. Ondanks dat gedaagde appellante een hersteltermijn had geboden, heeft appellante deze termijn niet tijdig benut.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde gerechtigd was om het anoniementarief toe te passen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 oktober 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/1755 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
?. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante is hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank 's-Gravenhage op 16 februari 2005 onder kenmerk 04/1677 tussen partijen gewezen uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 29 september 2005, waar namens appellante is verschenen haar administrateur [naam], bijgestaan door A.A. Meulman, RA te Delft, terwijl gedaagde zoals tevoren schriftelijk bericht niet is verschenen.
??. MOTIVERING
Tijdens een bij appellante uitgevoerd boekenonderzoek, waarvan rapport is opgemaakt op 20 oktober 2003, is gebleken dat in de loonadministratie van appellante van een drietal werknemers een afschrift van een geldig identiteitsbewijs ontbrak. Gedaagde heeft appellante eenmalig in de gelegenheid gesteld de afschriften van de ontbrekende documenten alsnog binnen vier weken na datum looncontrole aan te leveren. Appellante heeft hiervan binnen de daartoe gestelde termijn geen gebruik gemaakt. Dit heeft geresulteerd in correctienota's over de jaren 2000 en 2001, waarbij gedaagde het zogenaamde anoniementarief heeft gehanteerd. In de bezwaarfase heeft appellante alsnog afschriften van documenten overgelegd. Voor zover van belang heeft gedaagde bij herzien besluit van 21 oktober 2004 het bezwaar van appellante tegen voornoemde nota's ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat tijdens de looncontrole geen identiteitsbewijzen konden worden overgelegd en de in bezwaar ingezonden documenten niet geldig waren op moment van indiensttreding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft gedaagde dan ook terecht geconcludeerd dat appellante zich niet heeft gehouden aan de verplichting ingevolge de de Wet op de identificatieplicht (Wid) om de identiteit van de werknemers vast te stellen aan de hand van een geldig document als bedoeld in artikel 1 van de Wid en behoeft, gelet op het ter zake door gedaagde gevoerde beleid en de bestaande wettelijke verplichting, niet te worden afgezien van toepassing van het anoniementarief.
Appellante heeft de uitspraak van de rechtbank gemotiveerd bestreden.
Op grond van de bevindingen van de looninspecteur is naar het oordeel van de Raad terecht geconcludeerd dat appellante niet heeft voldaan aan de verplichting ingevolge de Wid om een afschrift van het identiteitsbewijs van de werknemers in de loonadministratie op te nemen, nu de vereiste afschriften van de documenten niet in de loonadministratie zijn aangetroffen. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat ingevolge artikel 55, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet suwi) een rijbewijs geen document is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1 of 2, van de Wid, aan de hand waarvan appellante gehouden is de identiteit van een werknemer vast te stellen.
Een dergelijk verzuim kan ingevolge vaste jurisprudentie van deze Raad niet achteraf worden hersteld. Desondanks heeft gedaagde appellante een hersteltermijn geboden van vier weken na datum looncontrole. Hiervan heeft appellante echter niet tijdig gebruik gemaakt. Hiermee is gegeven dat appellante artikel 55, derde lid, van de Wet suwi heeft overtreden. Dit betekent dat gedaagde gerechtigd was bij de brutering van de lonen het anoniementarief toe te passen.
Gelet op het vorenstaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
???. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2005.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A. Kovács.