ECLI:NL:CRVB:2005:AU5105

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1803 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.C. de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, maar had het verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet tijdig betaald. De Raad had eerder op 23 augustus 2005 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de betaling van het griffierecht niet binnen de gestelde termijnen had plaatsgevonden.

De opposant diende op 6 september 2005 een verzetschrift in, waarin hij zijn verzet tegen de eerdere uitspraak toelichtte. Tijdens de zitting op 18 oktober 2005 was de opposant niet aanwezig, en ook de geopposeerde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage, was niet vertegenwoordigd. De Raad heeft de argumenten van de opposant in het verzetschrift beoordeeld, maar vond geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat het verzuim van de opposant niet aan hem kan worden tegengeworpen.

De Raad merkte op dat de opposant geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 oktober 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/1803 NABW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 23 augustus 2005 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 februari 2005, reg.nr. 03/5406 ABW.
Tegen deze uitspraak van de Raad heeft opposant bij brief van 6 september 2005 een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 18 oktober 2005 waar opposant -zoals tevoren bericht- niet verschenen. Geopposeerde heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 23 augustus 2005 steunt samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 20 april 2005 gestelde termijn van vier weken en van 6 mei 2005 wederom een gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest. In geding is de vraag of het hoger beroep van opposant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in het verzetschrift geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiding tot de conclusie dat opposant het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Daarbij tekent de Raad aan dat opposant van de mogelijkheid tot het aanvragen van bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht voor het onderhavige hoger beroep geen gebruik heeft gemaakt.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2005.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) P.C. de Wit.
GG241005