ECLI:NL:CRVB:2005:AU5123

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5713 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
  • A.C.W. van Huussen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een sociaal raadsman met psychische klachten

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een appellant, die als sociaal raadsman werkzaam was en met arm- en psychische klachten te maken had. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank oordeelde dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had besloten dat de appellant recht had op een WAO-uitkering van 25 tot 35%. De appellant was van mening dat zijn psychische beperkingen niet voldoende waren onderkend en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid onjuist was.

De Raad heeft de zaak behandeld op 9 september 2005, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar gedaagde zich liet vertegenwoordigen door een medewerker van het Uwv. De Raad heeft de medische verklaringen van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende bewijs leveren voor de stelling dat de klachten van de appellant niet goed zijn ingeschat. De Raad heeft de motivering van de verzekeringsarts, die conflicthantering in bepaalde functies toelaatbaar achtte, niet onderschreven, maar kwam tot de conclusie dat er voldoende functies beschikbaar waren voor de appellant, zelfs als functies met conflicthantering buiten beschouwing worden gelaten.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de indeling van de appellant in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 25 tot 35% in stand blijft. De Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. van der Vos, in aanwezigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5713 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Appellant is bij beroepschrift (met bijlagen) in hoger beroep gekomen van de door de rechtbank Haarlem onder dagtekening 7 november 2003 tussen partijen gegeven uitspraak (reg. nr.: Awb 03-1117 WAO), waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft bij schrijven van 12 januari 2004 van verweer gediend.
Bij brief van 1 februari 2004 heeft appellant een schrijven van 21 november 2003 van zijn huisarts [naam] ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 9 september 2005, waar appellant niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in rubriek 2 van de aangevallen uitspraak heeft weergegeven.
De Raad volstaat hier met de vermelding dat appellant zijn werkzaamheden als sociaal raadsman laatstelijk op 14 augustus 2000 heeft gestaakt in verband met armklachten en psychische klachten. Bij het thans bestreden en op bezwaar genomen besluit van
20 juni 2003 heeft gedaagde het standpunt gehandhaafd dat appellant na het voltooien van de wettelijke wachttijd van 52 weken met ingang van 13 augustus 2001 recht heeft op uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de partijen verdeeld houdende vraag of gedaagde terecht en op goede gronden dit besluit heeft genomen, bevestigend beantwoord. Daarbij is ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit overwogen dat uit de door appellant ingezonden medische verklaringen niet blijkt dat diens klachten door gedaagde niet voldoende zijn onderkend.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank. De in hoger beroep ingezonden verklaring van de huisarts [naam] geeft de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de psychische beperkingen van appellant ten tijde hier in geding
(13 augustus 2001) zijn onderschat. Uit deze verklaring blijkt dat bij appellant sprake was van een toename van zijn psychische klachten in december 2001 en dat verwijzing naar een psychiater eerst in april/mei 2002 heeft plaatsgevonden. De door de behandelend psychiater [naam2] verstrekte informatie ziet op de gezondheidstoestand van appellant ruim na de datum in geding.
De Raad merkt op dat hij niet onderschrijft de door de verzekeringsarts R. de Loo-Aykut bij rapport van 23 oktober 2001 gegeven motivering waarom de in verschillende voor appellant geschikt bevonden functies voorkomende conflicthantering, ondanks de daarvoor bij hem bestaande beperking, toelaatbaar is. De enkele verwijzing naar de sociale ervaring die appellant in de werkzaamheden van sociaal raadsman heeft opgedaan acht de Raad, mede gelet op de aard van de klachten van appellant, ontoereikend. Echter ook als de functies waarin meer dan incidenteel conflicthantering voorkomt, buiten aanmerking worden gelaten berust de schatting op een voldoende aantal functies, te weten rayonmanager, medewerker schadeclaims en inpakker met in totaal meer dan dertig arbeidsplaatsen. Aan de gedingstukken valt te ontlenen dat een berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage uitkomt op 34%, zodat de bij het bestreden besluit gehandhaafde indeling van appellant in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 25 tot 35% in stand blijft.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. D.J. van der Vos in tegenwoordigheid van
mr. A.C.W. van Huussen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2005.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.C.W. van Huussen.