ECLI:NL:CRVB:2005:AU5125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle. De intrekking vond plaats op basis van het besluit van 12 december 2000, waarin werd vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% bedroeg. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden zoals vastgesteld door de rechtbank gevolgd en geconcludeerd dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek. De betrokken verzekeringsartsen hebben zich een juist beeld gevormd van de medische situatie van appellante op 9 februari 2001, en de rechtbank heeft het standpunt van gedaagde gevolgd dat de geselecteerde functies gangbaar zijn en passen binnen de beperkingen van appellante.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar klachten zo ernstig zijn dat zij zelfs gewone handelingen niet zonder problemen kan verrichten. Echter, de Raad heeft deze stelling verworpen, omdat appellante niet met medische gegevens heeft onderbouwd dat haar beperkingen ernstiger zijn dan aangenomen. De Raad heeft vastgesteld dat het enkele feit dat er nog steeds medisch onderzoek gaande is, niet voldoende is om aan te nemen dat de eerdere vaststellingen onjuist zijn. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2005.