ECLI:NL:CRVB:2005:AU5237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens onvoldoende toename arbeidsongeschiktheid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2005, gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan de erven van [betrokkene]. De zaak is ontstaan na een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 17 juli 2001, waarin werd geweigerd om aan [betrokkene] een uitkering toe te kennen, omdat zijn arbeidsongeschiktheid niet was toegenomen door dezelfde oorzaak in de zin van artikel 43a van de WAO. Dit besluit werd later door het Uwv bevestigd in een bestreden besluit op 1 februari 2002, waartegen [betrokkene] bezwaar maakte. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van [betrokkene] ongegrond op 23 april 2003, waarna hij hoger beroep instelde. Na het overlijden van [betrokkene] op 19 oktober 2003, werd het geding voortgezet door zijn erfgenamen.
Tijdens de zitting op 22 juli 2005 werd de zaak behandeld, waarbij de weduwe van [betrokkene], M.J. Martin Moreno, en haar advocaat, mr. M.J.M. Strijbosch, aanwezig waren. De Raad oordeelde dat het hoger beroep geen doel treft en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad concludeerde dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid van [betrokkene] niet voortkwam uit dezelfde oorzaak als de eerdere arbeidsongeschiktheid, en dat de argumenten van de appellanten niet voldoende waren om de beslissing van het Uwv te weerleggen. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad.