ECLI:NL:CRVB:2005:AU5494
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag aan op schepen varende zeeman met Indonesische nationaliteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan een op schepen met de Nederlandse vlag varende zeeman van Indonesische nationaliteit. De appellant, die een vrouw en vier kinderen in Indonesië heeft, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank dat hem geen recht op kinderbijslag toekende voor de kwartalen 2 tot en met 4 van 2003. De rechtbank Rotterdam had eerder op 4 januari 2005 in deze kwestie al een uitspraak gedaan, die door de Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat de appellant niet als ingezetene kon worden aangemerkt volgens de Algemene Kinderbijslagwet, omdat zijn juridische en sociale binding met Nederland onvoldoende was. De appellant had pas op 1 december 2003 een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verkregen en verbleef tijdens de relevante perioden voornamelijk op een schip, met slechts korte tussenstops in Nederland. De Raad concludeerde dat de economische binding met Nederland, die bestond door zijn relatie met een Nederlandse werkgever, niet sterk genoeg was om recht op kinderbijslag te rechtvaardigen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De argumenten die door de appellant in hoger beroep werden aangevoerd, werden als herhalingen van eerdere stellingen beschouwd en waren niet voldoende om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De Raad zag geen bijzondere feiten of omstandigheden die een afwijking van het eerdere oordeel rechtvaardigden.