ECLI:NL:CRVB:2005:AU5650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- J. Verrips
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid na WAO-beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant, die een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vanwege psychische en rugklachten. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellant per 2 december 2002 in staat was de aan hem voorgehouden functies te vervullen, en dat de weigering van ziekengeld terecht was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 september 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd was door W.L.J. Weltevrede. Appellant stelde dat zijn psychische klachten op de datum van de beoordeling ernstiger waren dan door de verzekeringsarts was vastgesteld en dat hij een aanvullend onderzoek door een psychiater verlangde. De Raad oordeelde echter dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen, aangezien appellant geen objectieve medische gegevens had overgelegd die de conclusies konden ondermijnen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv, dat appellant met ingang van 2 december 2002 geen ziekengeld meer zou verstrekken, op een adequate medische onderbouwing berustte. De Raad concludeerde dat appellant niet ongeschikt was voor de geselecteerde functies, en dat de weigering van ziekengeld derhalve terecht was. De uitspraak werd op 2 november 2005 openbaar gemaakt.