ECLI:NL:CRVB:2005:AU5898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens gebrek aan medische beperkingen voor arbeid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 november 2005 uitspraak gedaan in deze kwestie. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 13 februari 2002 niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid, aangezien er geen op ziekte of gebrek berustende beperkingen waren die haar belemmerden in haar werk als inpakster. De Raad heeft daarbij de medische verklaringen van de huisarts en psychiater in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende bewijs leverden voor de aanwezigheid van beperkingen op de relevante datum.
De zaak is ontstaan na een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de uitkering van appellante met ingang van 13 februari 2002 in te trekken. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. In hoger beroep heeft appellante aanvullende medische informatie overgelegd, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet in strijd was met de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat er geen medische beperkingen waren die de arbeid van appellante in de weg stonden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak benadrukt dat de beoordeling van de medische situatie van appellante op de datum in geding cruciaal was. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om de proceskosten te vergoeden, aangezien de uitspraak in het voordeel van het Uwv was.