ECLI:NL:CRVB:2005:AU6051

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/883 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WAO-uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die in Marokko woont. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin hem op 23 januari 2004 was meegedeeld dat hij geen uitkering zou ontvangen omdat hij niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. Appellant stelde dat hij het besluit pas laat had ontvangen, omdat het niet-aangetekend was verzonden, en dat hij daardoor te laat bezwaar had kunnen maken.

De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van het besluit. De Raad constateert dat het besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt en door appellant is ontvangen. Hierdoor is de bezwaartermijn op 24 januari 2004 begonnen en eindigde deze op 5 maart 2004. Appellant heeft echter pas op 7 april 2004 bezwaar gemaakt, wat betekent dat hij niet tijdig bezwaar heeft ingediend.

De Raad wijst erop dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een bezwaarschrift dat na afloop van de termijn wordt ingediend, niet-ontvankelijk kan worden verklaard, tenzij de indiener aannemelijk maakt dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij het besluit met aanzienlijke vertraging heeft ontvangen, en de Raad acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Daarom heeft de Raad de beslissing van de rechtbank bevestigd, die het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/883 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant is op bij beroepschrift, met bijlagen, aangevoerde gronden in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, van 3 januari 2005, reg.nr. 04/3556 WAO.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft bij schrijven van 30 mei 2005, met bijlage, zijn beroepschrift aangevuld.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 30 september 2005, waar appellant met berichtgeving, niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. M. Scholten, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
Gedaagde heeft appellant bij besluit van 23 januari 2004 medegedeeld dat hem geen uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend, omdat hij niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Dit besluit is aan appellant per niet-aangetekende post van gelijke datum verzonden. Appellant is bij bezwaarschrift van 7 april 2004, bij gedaagde binnengekomen op 20 april 2004, in bezwaar gekomen van dat besluit. Op de vraag van gedaagde naar de reden van de termijnoverschrijding, is niet gereageerd door appellant. Appellant had in zijn bezwaarschrift wel aangegeven dat hij het besluit laat had ontvangen. Bij besluit op bezwaar van 24 juni 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft gedaagde het door appellant tegen voornoemd besluit gemaakte bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het bestreden besluit in stand gelaten.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat gedaagde hem het besluit van 23 januari 2004 per niet-aangetekende post verstuurd heeft en hij het besluit pas laat gekregen heeft, waardoor hij pas laat bezwaar heeft kunnen maken.
De Raad overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Overeenkomstig artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Tussen partijen is niet in geschil en ook de Raad ziet geen aanleiding te betwijfelen dat het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en door appellant is ontvangen. Derhalve dient te worden aangenomen dat de bezwaartermijn op 24 januari 2004 is aangevangen en op 5 maart 2004 is geëindigd. Nu appellant eerst bij schrijven van 7 april 2004, bij gedaagde binnengekomen op 20 april 2004, bezwaar heeft gemaakt tegen gedaagdes besluit van 23 januari 2004, stelt de Raad vast dat appellant niet tijdig bezwaar heeft ingesteld.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De Raad ziet in hetgeen appellant heeft aangevoerd, namelijk dat hij het niet-aangetekend verstuurde besluit pas laat heeft ontvangen en daardoor pas laat bezwaar kon maken, geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, nu appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het besluit met aanzienlijke vertraging heeft ontvangen en dat hij redelijkerwijs niet binnen de oorspronkelijke beroepstermijn een (voorlopig) beroepschrift had kunnen indienen. Gedaagde heeft appellants bezwaar tegen het besluit van 23 januari 2004 bij het bestreden besluit derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van mr. M.B.M. Vermeulen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2005.
(get.) H.van Leeuwen.
(get.) M.B.M. Vermeulen.