ECLI:NL:CRVB:2005:AU6052
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op basis van wijziging in de Algemene Kinderbijslagwet en overgangsregeling voor studerende kinderen
In deze zaak gaat het om de weigering van kinderbijslag aan appellant voor zijn dochter, die in het schooljaar 1995/1996 onderwijs volgde aan het Institut Al Irfan in Marokko. Appellant, vertegenwoordigd door mr. G.P. Buise, heeft hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 19 juli 2004 oordeelde dat zijn dochter geen recht had op kinderbijslag. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 30 september 2005, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat. Gedaagde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, was niet vertegenwoordigd.
De Raad overweegt dat appellants dochter in de jaren 1995 tot 2001 verschillende opleidingen heeft gevolgd, waarbij de laatste opleiding, die begon in het schooljaar 1998/1999, als een andere en hogere opleiding wordt beschouwd dan de eerdere opleiding. De Raad concludeert dat de dochter van appellant vanaf het vierde kwartaal van 1998 niet langer dezelfde opleiding volgde als op 1 oktober 1995, en dat gedaagde terecht de kinderbijslag heeft geweigerd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is op 11 november 2005 uitgesproken, waarbij de Raad de eerdere uitspraak heeft bevestigd. De weigering van kinderbijslag is gebaseerd op de wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet per 1 oktober 1986, die het recht op kinderbijslag voor studerende kinderen vanaf 18 jaar heeft afgeschaft, met uitzondering van een overgangsregeling voor kinderen die vóór 1 oktober 1986 zijn geboren. De Raad heeft vastgesteld dat de dochter van appellant niet langer recht had op kinderbijslag, omdat zij een andere opleiding volgde dan die zij op 1 oktober 1995 volgde.