ECLI:NL:CRVB:2005:AU6505
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- N.E. Nijdam
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die oorspronkelijk was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft op 11 december 2002 besloten om de uitkering per 5 februari 2003 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 28 mei 2003 ongegrond werd verklaard, behalve voor de datum van ingang van de herziening, die werd aangepast naar 12 februari 2003. De rechtbank Roermond heeft het beroep tegen dit besluit op 20 oktober 2003 ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 november 2005 behandeld. De Raad oordeelt dat de herziening van de uitkering op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berust. Appellante stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, maar de Raad concludeert dat er geen strijd is met de relevante wetgeving en dat de medische rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en arbeidsdeskundige adequaat zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat appellante niet langer rolstoelgebonden is en dat zij in staat is om lichte werkzaamheden te verrichten, wat rechtvaardigt dat haar arbeidsongeschiktheid op 15 tot 25% is vastgesteld.
De Raad heeft geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de zaak wordt afgesloten met de conclusie dat de herziening van de WAO-uitkering van appellante terecht is doorgevoerd.