ECLI:NL:CRVB:2005:AU6510

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1107 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
  • P.A.M. Hulsdouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 januari 2004. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld over een geschil met het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Het beroepschrift van appellante is op 26 februari 2004 ter griffie ontvangen, maar volgens de poststempel was het op 25 februari 2004 ter post bezorgd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat de termijn voor het indienen van het beroep was verstreken.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met andere relevante artikelen van de Awb toegepast. Het uitgangspunt is dat het risico van een te late indiening volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Appellante heeft aangevoerd dat zij door omstandigheden, waaronder de vakantie van haar revalidatiearts, niet tijdig kon reageren. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen reden vormen om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 november 2005. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet te doen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1107 WVG
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 januari 2004 tussen partijen gegeven uitspraak met kenmerk 03/115 WVG.
Deze uitspraak is op 9 januari 2004 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 26 februari 2004 ter griffie ontvangen. Het is blijkens de poststempel op de enveloppe op 25 februari 2004 ter post bezorgd.
II. MOTIVERING
Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij schrijven van 2 maart 2004 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 3 maart 2004 geantwoord dat na ontvangst van de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch erg teleurgesteld was. Daarop volgend heeft appellante een revalidatie arts tevens jurist gevraagd om het één en ander te bekijken. Doordat de revalidatie arts met vakantie was heeft appellante niet tijdig hoger beroep kunnen aantekenen en heeft zij alsnog besloten om voorlopig beroep in te stellen, alleen niet binnen de gestelde termijn.
Hetgeen appellante ter zake heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat in situaties als de onderhavige het uitgangspunt geldt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt.
Het hoger beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 november 2005.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) P.A.M. Hulsdouw.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.