ECLI:NL:CRVB:2005:AU6722
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als vervolgingsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres, geboren in 1939, heeft een aanvraag ingediend om met toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 gelijkgesteld te worden met de vervolgde, en om een periodieke uitkering toe te kennen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij getuige is geweest van de gewelddadige arrestatie van haar vader door de Japanse bezetter, wat haar psychische en lichamelijke klachten zou hebben bezorgd. De verweerster heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is gebleken dat eiseres vervolging in de zin van de Wet heeft ondergaan.
De Raad heeft het besluit van de verweerster beoordeeld en vastgesteld dat de verweerster, op basis van een advies van haar geneeskundig adviseur, heeft geconcludeerd dat de psychische klachten van eiseres niet in verband kunnen worden gebracht met de oorlogsomstandigheden. De Raad heeft de argumenten van eiseres, waaronder de inconsistentie in de beoordeling ten opzichte van haar zus, verworpen. De Raad benadrukt dat de medische beoordeling individueel is en dat ervaringen op verschillende manieren verwerkt kunnen worden. De Raad heeft geen grond gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het advies van de geneeskundig adviseur en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om proceskosten te vergoeden, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de verweerster bij de beoordeling van aanvragen op basis van de Wet en de noodzaak van een zorgvuldige medische beoordeling.