ECLI:NL:CRVB:2005:AU6765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een leraar in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die als leraar werkzaam was en sinds 15 december 1994 uitviel met psychische klachten. Appellant ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, die later werd omgezet naar een WAO-uitkering. Deze uitkering werd echter op 28 november 1997 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard. In 2001 vroeg appellant opnieuw een WAO-uitkering aan, maar deze werd geweigerd omdat zijn verzuim geen verband hield met ziekte of gebrek. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond, waarbij zij het oordeel van de verzekeringsarts als juist beschouwde.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn beperkingen voortkomen uit ziekte of gebrek en dat zijn sollicitaties negatief zijn beïnvloed. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit stand kon houden. De Raad volgde het oordeel van de onafhankelijke deskundige, psychiater G.T. Gerssen, die bevestigde dat er geen als ziekte of gebrek aan te merken afwijkingen waren, ondanks de psychosociale problematiek van appellant. De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om van het oordeel van de deskundige af te wijken en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.