ECLI:NL:CRVB:2005:AU6855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake niet-ontvankelijk verklaring wegens termijnoverschrijding in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2005, gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen terecht een maatregel had opgelegd aan appellante wegens het niet voldoen aan de sollicitatieplicht zoals vastgelegd in de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank concludeerde dat appellante in de periode van 5 mei 2003 tot 2 juni 2003 niet had gesolliciteerd, wat leidde tot een korting van 20% op haar uitkering gedurende zestien weken, vermeerderd met een verhoging van 10% wegens herhaling.
Appellante stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat haar bezwaar tegen het besluit van 6 juni 2003 niet-ontvankelijk was verklaard wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Tijdens de zitting op 28 september 2005 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en deze tot de zijne gemaakt. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe of andere gronden zijn aangevoerd in hoger beroep die een andere beslissing rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichting voor werkzoekenden, ook voor degenen die uitzendarbeid verrichten, om regelmatig sollicitaties te verrichten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 november 2005.