ECLI:NL:CRVB:2005:AU7404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering op basis van Joodse afkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de Rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellante, vertegenwoordigd door haar echtgenoot, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die haar beroep tegen een besluit van de Stichting Maror-gelden Overheid ongegrond had verklaard. De aanvraag om uitkering, ingediend op 8 juli 2002, was afgewezen omdat appellante niet kon aantonen dat zij voldeed aan de criteria van het Uitkeringsreglement Individuele Uitkeringen, dat onder andere vereist dat de aanvrager geboren is uit ten minste één Joodse ouder en twee Joodse grootouders aan die zijde heeft. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de gedaagde de rechterlijke toets kon doorstaan, wat leidde tot de ongegrondverklaring van het beroep van appellante.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2005 was noch appellante noch haar gemachtigde aanwezig, terwijl gedaagde vertegenwoordigd was door haar advocaat. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en verwees naar de eerdere uitspraak van de rechtbank. Appellante had aangevoerd dat bewijsstukken van haar Joodse afkomst verloren waren gegaan door de verwoesting van de boerderij van haar familie tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Raad concludeerde echter dat er geen grond was om het bestreden besluit aan te tasten, aangezien gedaagde geen bevestiging had gevonden in officiële bronnen dat appellante aan de vereisten voldeed. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding.