ECLI:NL:CRVB:2005:AU7426
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake periodieke WUV-uitkering en vermogenskorting
In deze zaak gaat het om een beroep van eiser tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) niet tot uitbetaling komt. Eiser, geboren in 1932 en erkend als vervolgde, ontving eerder een periodieke uitkering die berekend werd naar de minimumgrondslag in Indonesische roepia. De verweerster heeft echter een korting toegepast op deze uitkering vanwege inkomsten uit vermogen, wat eiser betwistte in zijn beroepschrift.
De zitting vond plaats op 6 oktober 2005, waar eiser niet aanwezig was, maar verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. Eiser stelde dat een deel van zijn vermogen op naam van zijn echtgenote staat en dat de rente uit zijn vermogen onvoldoende is voor zijn levensonderhoud. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van eiser overwogen en geconcludeerd dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad oordeelde dat de wetgeving dwingendrechtelijk is en dat het vermogen van de echtgenote ook meetelt bij de berekening van de vermogenskorting.
De Raad heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het forfaitaire rendement van het vermogen van eiser en zijn echtgenote de hoogte van de periodieke uitkering overtreft. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de Raad, en werd openbaar uitgesproken op 17 november 2005.