ECLI:NL:CRVB:2005:AU7520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4881 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. van Leeuwen
  • H.J. Simon
  • N.J. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van kinderbijslag door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker, die een herziening vroeg van een eerdere uitspraak over kinderbijslag. Verzoeker, wonende in Marokko, had op 12 augustus 2004 verzocht om herziening van de uitspraak van 9 juli 2004, waarin de Raad had geoordeeld dat gedaagde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, terecht geen bijzondere omstandigheden had aangenomen om af te wijken van de wettelijke termijn voor kinderbijslag. De Raad heeft vastgesteld dat de gedaagde de taken van de Sociale Verzekeringsbank heeft overgenomen en dat verzoeker in zijn verzoek om herziening geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die onder artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht vallen.

Tijdens de zitting op 21 oktober 2005 was verzoeker niet aanwezig, terwijl gedaagde zich liet vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg. De Raad heeft in eerdere uitspraken al benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoeker had aangevoerd dat hij kinderbijslag wenste vanaf 1991, maar de Raad oordeelde dat deze stelling niet voldeed aan de vereisten van artikel 8:88 Awb. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen, zonder termen aanwezig te achten voor toepassing van artikel 8:75 Awb.

De uitspraak werd gedaan door mr. H. van Leeuwen als voorzitter, met mr. H.J. Simon en mr. N.J. Haverkamp als leden, en mr. M.F. van Moorst als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 december 2005, waarbij de Raad de aanvraag tot herziening afwees.

Uitspraak

04/4881 AKW
U I T S P R A A K
Met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], Marokko, verzoeker,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent gedaagde de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Verzoeker heeft bij brief van 12 augustus 2004 om herziening verzocht van de door de Raad onder dagtekening 9 juli 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, nummer 02/2027 AKW, naar welke uitspraak hier wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 21 oktober 2005 waar verzoeker niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Al eerder, onder meer in de uitspraak van 3 oktober 1996, gepubliceerd in JB 1996/248, heeft de Raad overwogen dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
In de uitspraak van de Raad waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad geconcludeerd dat gedaagde terecht in het onderhavige geval geen bijzondere omstandigheden heeft aangenomen, waardoor hij van zijn bevoegdheid gebruik zou kunnen maken om van de in artikel 14, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet vermelde termijn af te wijken. Uitgaande van verzoekers verzoek om kinderbijslag bij brief van 18 december 1999 heeft de Raad overwogen dat de kinderbijslag dan ook terecht is toegekend met ingang van het vierde kwartaal van 1998.
In het verzoek om herziening heeft verzoeker gesteld dat hij kinderbijslag wenst vanaf 1991 omdat hij een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt en dat hij heeft verzocht om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering AOW/ANW.
De Raad overweegt dat hetgeen namens verzoeker is aangevoerd niet kan worden aangemerkt als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. H.J. Simon en mr. N.J. Haverkamp als leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2005.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) M.F. van Moorst.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par M. le maître H. van Leeuwen en qualité de président, M. le maître H.J.Simon et M. le maître
N.J. Haverkamp comme membres, en présence de M.F. van Moorst en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 2 décembre 2005.