ECLI:NL:CRVB:2005:AU8043
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en herziening van WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant had een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, die was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft echter besloten om deze uitkering te herzien naar een arbeidsongeschiktheid van 25-35%.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de verzekeringsartsen de lichamelijke beperkingen van appellant niet hebben onderschat. Wel werd opgemerkt dat de beperking ten aanzien van stressvolle werkzaamheden niet adequaat was vertaald in de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belasting in de functies van bankbediende en dompelaar niet binnen de grenzen van de belastbaarheid van appellant valt, terwijl de belasting in andere functies zoals samensteller en naaister wel acceptabel is.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geconcludeerd dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de rechtbank de arbeidsbeperkingen van appellant op de relevante datum heeft onderschat. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met D.J. van der Vos als voorzitter en J.P. Mulder als griffier. De zitting vond plaats op 11 november 2005, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl gedaagde niet aanwezig was.