ECLI:NL:CRVB:2005:AU8053
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en besluitkarakter van brieven
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkeringen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan gedaagde. De Raad van bestuur van het Uwv heeft op 24 april 2003 het bezwaar van gedaagde tegen twee brieven, gedateerd 7 januari 2003 en 29 augustus 2002, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van gedaagde tegen dit besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd, maar het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het Uwv behandeld op 1 november 2005, waarbij gedaagde niet aanwezig was.
De Raad heeft vastgesteld dat de brieven van het Uwv niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt. Brief 1, gedateerd 29 augustus 2002, bevatte een overzicht van de terugvordering, maar was niet gericht op rechtsgevolg. Brief 2, gedateerd 5 december 2002 en verzonden op 7 januari 2003, werd door de Raad wel als een besluit beschouwd, omdat deze brief een afwijzing van het verzoek om nabetaling bevatte en alle elementen van een besluit bevatte.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv niet in stand kon blijven, omdat het bezwaar van gedaagde ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, met uitzondering van de beslissingen omtrent vergoeding van griffierecht en proceskosten, en verklaarde het inleidend beroep ongegrond. De zaak benadrukt het belang van het besluitkarakter van communicatie van bestuursorganen en de rechten van burgers in het kader van terugvorderingen van uitkeringen.