ECLI:NL:CRVB:2005:AU8157
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering tot erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van psychisch letsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die verzocht om erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van psychische klachten, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die dit verzoek had afgewezen. Eiser, geboren in 1942 in het voormalige Nederlands-Indië, had in september 2003 een aanvraag ingediend voor erkenning als slachtoffer van oorlogservaringen, waarbij hij stelde dat hij leed aan nerveuze huiduitslag en andere psychische klachten. De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, had echter geoordeeld dat er geen sprake was van blijvende invaliditeit als gevolg van psychisch letsel, zoals vereist door de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.
De Raad heeft de zaak behandeld op 10 november 2005, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. E.R. Schenkhuizen, en de verweerster door mr. T.R.A. Dircke. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door de verweerster goed was onderbouwd, met verwijzing naar adviezen van geneeskundig adviseurs die concludeerden dat de psychische klachten van eiser geen beperkingen opleverden in zijn dagelijks functioneren. De Raad vond dat de medische gegevens en het rapport van psychiater H.E. Sanders niet voldoende bewijs boden voor de stelling dat eiser leed aan blijvende invaliditeit.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de verweerster in stand bleef. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordeling in zaken betreffende erkenning als oorlogsslachtoffer en de strikte eisen die de wet stelt aan de erkenning van psychisch letsel als grond voor uitkeringen.