ECLI:NL:CRVB:2005:AU8500

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/3270 AOW + 05/3277 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten niet-ontvankelijk verklaard wegens niet gelijktijdige indiening met intrekking verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2005 uitspraak gedaan in het kader van twee verzoeken om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geregistreerd onder de nummers 05/3270 AOW en 05/3277 AOW. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.J. Louter, had eerder op 31 mei 2005 de verzoeken ingetrokken. Vervolgens heeft de advocaat op 29 juli 2005 verzocht om gedaagde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, te veroordelen in de proceskosten. Gedaagde heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft, met toestemming van beide partijen, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De motivering van de uitspraak is gebaseerd op artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, dat bepaalt dat een verzoek om veroordeling in de kosten gelijktijdig met de intrekking van het beroep moet worden ingediend. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft de Raad vastgesteld dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De uitspraak concludeert dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten niet-ontvankelijk is verklaard, en dit is gedaan door mr. drs. Th.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier P.N. Rijnsewijn. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 december 2005.

Uitspraak

05/3270 AOW + 05/3277 AOW
U I T S P R A A K
van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep met toepassing van de artikelen 8:75a en 8:84, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, inzake de kosten van de verzoeken om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in de gedingen tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. INLEIDING
Namens verzoeker heeft mr. A.J. Louter, advocaat te Enschede, bij de voorzieningenrechter van de Raad twee verzoeken om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend (reg.nrs. 05/3270 AOW en 05/3277 AOW).
Bij brieven van 31 mei 2005 heeft mr. Louter namens verzoeker de verzoeken ingetrokken.
Bij brief van 29 juli 2005 heeft mr. Louter aan de voorzieningenrechter verzocht gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. MOTIVERING
In artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van artikel 8:84, vierde lid, van de Awb, is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op een verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn de artikelen 8:75a en 8:84 van de Awb van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt, ambtshalve, vast dat het verzoek om gedaagde te veroordelen in de proceskosten niet tegelijk met de intrekking van de verzoeken om toepassing van artikel 8:81 van de Awb is gedaan. Dit betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzoek om veroordeling in de proceskosten niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 12 december 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) P.N. Rijnsewijn.