ECLI:NL:CRVB:2005:AU8550

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5643 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WUBO-uitkering op basis van psychische klachten door Japanse bezetting en Bersiapperiode

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1944, een aanvraag ingediend voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische klachten die zij toeschrijft aan de Japanse bezetting en de daaropvolgende Bersiapperiode in het voormalige Nederlands-Indië. De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die zich baseerde op een medisch rapport van arts R.J. Roelofs. Deze arts concludeerde dat de psychische klachten van eiseres, waaronder een dysthyme stoornis, niet het gevolg waren van de evacuatie tijdens de Bersiap-periode, maar eerder voortkwamen uit identiteitsproblemen en mishandeling door haar stiefmoeder.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar zoon. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 17 november 2005 behandeld. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden, omdat de medische adviezen voldoende onderbouwing boden voor de afwijzing van de aanvraag. De Raad merkte op dat er geen blijvende invaliditeit was vastgesteld die verband hield met de evacuatie, en dat de psychische klachten van eiseres niet konden worden gekoppeld aan de door de wet erkende oorlogsgebeurtenis.

De Raad heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de psychische problematiek van eiseres niet voortkwam uit de evacuatie, maar uit andere oorzaken. De Raad heeft geen termen gezien om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, en de uitspraak vond plaats in het openbaar op 15 december 2005.

Uitspraak

04/5643 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verweerster heeft onder dagtekening 15 september 2004, kenmerk JZ/C70/2004, ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft namens eiseres haar zoon [naam zoon], wonende te Hengelo, op de in het beroepschrift aangegeven gronden bij de Raad beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 17 november 2005, waar eiseres in persoon is verschenen bijgestaan door [naam zoon] voornoemd. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, die begin 1944 is geboren, heeft in september 2004 bij verweerster een aanvraag ingediend om krachtens de Wet erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer en in aanmerking te worden gebracht voor onder meer een periodieke uitkering.
Eiseres heeft deze aanvraag gebaseerd op de omstandigheid dat zij ernstige psychische klachten heeft welke zij wijt aan hetgeen haar tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap-periode in het voormalige Nederlands-Indië is overkomen.
Verweerster heeft het verzoek van eiseres bij besluit van 13 februari 2004, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, afgewezen. Verweerster heeft daarbij als vaststaand aanvaard dat eiseres onder levensbedreigende omstandigheden (tijdens de Bersiap-periode) is geëvacueerd naar het 10e Bataljon te Batavia maar heeft zich tevens op het standpunt gesteld, zich hierbij baserend op de adviezen van haar geneeskundig adviseurs, dat er geen sprake is van blijvende invaliditeit in de zin van de Wet ten gevolge van dit oorlogsgeweld.
Verweerster heeft daarbij overwogen dat bij eiseres sprake is van psychische klachten, dat deze echter geen verband houden met de evacuatie naar het 10e Bataljon, maar zijn veroorzaakt door identiteitsproblemen, affectieve en emotionele verwaarlozing en mishandeling in de naoorlogse situatie.
De Raad dient antwoord te geven op de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen namens eiseres in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden. Hij beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Verweersters besluit is gebaseerd op een tweetal adviezen van haar geneeskundig adviseurs, waaraan onder meer ten grondslag ligt een medisch rapport d.d. 28 januari 2004 van de arts R.J. Roelofs, die eiseres op diezelfde datum heeft onderzocht. Deze arts is op basis van zijn onderzoek tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een dysthyme stoornis bij eiseres welke wordt veroorzaakt door identiteitsproblemen, affectieve en emotionele verwaarlozing en mishandeling door haar stiefmoeder, zoals door hem beschreven in zijn rapport. De evacuatie (die eiseres zich zelf wegens haar leeftijd destijds niet kan herinneren en slechts een kortdurende gebeurtenis is geweest) kan volgens de arts bij een zo duidelijke andere oorzaak redelijkerwijs niet als oorzakelijke factor van betekenis worden gezien.
De Raad heeft in de beschikbare medische gegevens, waaronder gegevens afkomstig van de eiseres behandelend artsen en de stukken betrekking hebbend op de arbeidsongeschiktverklaring van eiseres eind zeventiger jaren, onvoldoende aanknopingspunten gevonden om het medisch oordeel waarop het bestreden besluit berust onjuist te achten.
De Raad merkt daarbij op dat niet betwist wordt dat er sprake is van psychische invaliditeit van eiseres en dat evenmin betwist wordt dat de oorsprong van de psychische problematiek van eiseres gelegen is in haar jeugd tijdens de zogenoemde Bersiap-periode en de daarop volgende jaren. Voor de toepassing van de Wet kan evenwel slechts rekening worden gehouden met de psychische klachten voor zover die samenhangen met de door verweerster als calamiteit in de zin van artikel 2 van de Wet aanvaarde oorlogsgebeurtenis, te weten de eerder genoemde evacuatie. De bovengenoemde arts Roelofs heeft niet kunnen vaststellen dat eiseres daarmee samenhangende klachten van enige betekenis heeft.
Gezien het vorenstaande kan het beroep van eiseres niet slagen.
De Raad acht tenslotte geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht een der partijen te veroordelen in de proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 december 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) J.P.Schieveen.