ECLI:NL:CRVB:2005:AU8574

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/503 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J.S. Spaas
  • C.W.J. Schoor
  • C.P.M. van de Kerkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-schatting en medische beperkingen van appellant

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de WAO-schatting van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die voorheen werkzaam was als medewerker bediening, is sinds 1995 arbeidsongeschikt door rugklachten en andere medische problemen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 november 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. R. Sowka van het Uwv. De Raad moest vaststellen of de beperkingen die door de bezwaarverzekeringsarts J.W. Hekkelman waren vastgesteld, juist waren en of appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen.

De Raad concludeert dat de door Hekkelman geaccordeerde belastbaarheidspatronen van appellant een juiste weergave zijn van zijn medische beperkingen. Appellant heeft zijn standpunt van volledige arbeidsongeschiktheid niet onderbouwd met voldoende medische gegevens. De Raad oordeelt dat de geselecteerde functies, ondanks enkele beperkingen, binnen de mogelijkheden van appellant liggen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de vastgestelde beperkingen niet onjuist waren en dat er geen aanleiding was om het bestreden besluit te herzien. De Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet vergoed worden.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en twee leden de beslissing hebben genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 december 2005, en de Raad heeft geen aanleiding gezien om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien.

Uitspraak

04/503 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. E. van den Bogaard, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2003, nummer AWB 02/3653 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Bij brief van 24 februari 2004 heeft mr. Van den Bogaard, voornoemd, aan de Raad medegedeeld dat hij zich als gemachtigde van appellant heeft teruggetrokken.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 8 november 2005, waar appellant niet is verschenen en waar namens gedaagde is verschenen mr. R. Sowka, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellant was laatstelijk werkzaam als medewerker bediening in een restaurant gedurende 18 uur per week. Hij is op
25 augustus 1995 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet uitgevallen met toegenomen rugklachten, klachten aan het bewegingsapparaat en nierstenen. Bij besluit van 10 september 1996 heeft de rechtsvoorgangster van gedaagde aan appellant met ingang van 23 augustus 1996 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids- verzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van de zogeheten vijfdejaarsherbeoordeling heeft de verzekeringsarts N. Khalid appellant op 30 oktober 2001 onderzocht en in zijn rapport van dezelfde datum appellant belastbaar geacht overeenkomstig het door hem opgestelde belastbaarheidsprofiel van die datum. Uit overwegingen van zorgvuldigheid heeft Khalid nog informatie ingewonnen bij de behandelend internist
dr. K. Brinkman. Door de arbeidsdeskundige J.L.M. de Boer werd vervolgens namens gedaagde een aantal functies uit het Functie Informatie Systeem (FIS) geselecteerd en aan appellant voorgehouden met als conclusie dat er daarmee in vergelijking met het maatmaninkomen geen sprake was van loonverlies. Daarna trok gedaagde bij besluit van 30 januari 2002 appellants uitkering met ingang van 24 maart 2002 in, onder overweging dat de mate van appellants arbeidsonge- schiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% is. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 5 juli 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft gedaagde dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij haar in rubriek I vermelde uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft geen aanleiding gezien de vanwege gedaagde vastgestelde beperkingen voor onjuist te houden. Voorts ziet de rechtbank in de voorhanden zijnde onderzoeksverslagen en overige medische informatie geen aanknopingspunten voor de stelling van appellant dat hij een zeer hoog ziekteverzuimrisico heeft en als gevolg daarvan niet in staat is om in reguliere arbeid te werken. De rechtbank is tevens van oordeel dat appellant in staat moet worden geacht de twee aan hem voorgehouden functies van assembleerder (functiebestandscode 8463), in de verwoording belastbaarheid waarvan een asterisk voorkomt op het aspect "traplopen", te vervullen, aangezien kantinebezoek naar het oordeel van de rechtbank doorgaans niet meer dan 2 à 3 keer per dag en derhalve niet elk uur van de werkdag voorkomt.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
Aan de Raad is niet kunnen blijken dat het door de bezwaarverzekeringsarts J.W. Hekkelman in zijn rapport van 28 juni 2002 geaccordeerde belastbaarheidspatroon van appellant, zoals in de primaire fase opgesteld door de verzekeringsarts Khalid, geen juiste weergave vormt van de bij hem ten tijde hier in geding bestaande medische beperkingen. De Raad overweegt dat Hekkelman blijkens zijn rapportage bij het beoordelen van de belastbaarheid van appellant kennis droeg van brieven van de behandelend internist dr. K. Brinkman, waarin deze concludeert dat er bij appellant onder meer sprake is van een redelijk goed gereguleerde diabetes mellitus type II en jicht met daarbij uraatstenen en hem, gelet op de afwezigheid van ernstige gezondheidsklachten, terugverwijst naar zijn huisarts.
Zijn standpunt in hoger beroep dat hij volledig arbeidsongeschikt is, heeft appellant niet onderbouwd met nadere gegevens van medische aard en het biedt onvoldoende aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen of tot het instellen van een nader medisch onderzoek.
Aldus uitgaande van de juistheid van de door gedaagde aangenomen beperkingen bij appellant ten aanzien van het verrichten van arbeid is de Raad niet gebleken dat appellant de werkzaamheden behorende bij de door de arbeidsdes- kundige geselecteerde en aan appellant voorgehouden functies niet zou kunnen verrichten. Weliswaar komt er in twee van de drie geduide functies samensteller van metaalproducten (functiebestandscode 8463) een relevante asterisk voor bij het onderdeel "trappenlopen", maar zij blijven - zoals de rechtbank naar het oordeel van de Raad met juistheid heeft geconcludeerd - binnen de medische mogelijkheden van appellant.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas als voorzitter en mr. C.W.J. Schoor en mr. C.P.M. van de Kerkhof als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E.M.J. Hetharie als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.