Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/3873 WAO, 05/2453 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake de kosten van het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], appellant, thans verzoeker,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. INLEIDING
Bij schrijven van 26 april 2005 heeft mr. W.H.M.J. Pelckmans, advocaat te Venray, als gemachtigde van verzoeker het door hem ingestelde hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen. Bij schrijven van 12 mei 2005 en middels indiening van het zogenaamde “formulier proceskosten”, met bijlagen, heeft verzoeker opgave gedaan van de door hem gemaakte kosten.
Verweerder heeft bij schrijven van 26 mei 2005 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Verweerder is van mening dat er geen reden is de proceskosten in bezwaar en beroep te vergoeden maar is bereid de proceskosten in hoger beroep op basis van de nadere regels zoals gesteld in het Besluit proceskosten bestuursrecht te vergoeden.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. MOTIVERING
Nu het hoger beroep is ingetrokken omdat verweerder aan verzoeker is tegemoet gekomen, is er aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de kosten van verzoeker.
Met betrekking tot de door verzoeker gevorderde vergoeding van de eigen bijdrage uit hoofde van de verleende toevoegingen overweegt de Raad dat in een bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht een limitatieve opsomming is gegeven van proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden gegeven en dat in vergoeding van de in verband met een afgegeven toevoeging te betalen bijdrage daarbij niet is voorzien.
Met betrekking tot de door verzoeker gevorderde vergoeding van kosten die hij in de bezwaarfase heeft gemaakt is de Raad onder verwijzing naar artikel 7:15, derde lid, van de Awb van oordeel dat deze, nu daarom niet is verzocht in de bezwaarfase, niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Namens verzoeker is tevens verzocht de kosten ten bedrage van € 58,00 wegens verleende diensten door Stad medisch adviseur, voor vergoeding in aanmerking te brengen. Kosten met betrekking tot een deskundigenverslag worden naar ’s Raads oordeel geacht redelijkerwijs gemaakt te zijn indien een rapport is uitgebracht in verband met een aanhangig beroep, is toegesneden op het punt van geschil en in de procedure bij de rechter is overlegd. De Raad is van oordeel dat aan dit criterium niet is voldaan en de gemaakte kosten derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De Raad acht termen aanwezig om verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van verzoeker, welke kosten met in achtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 322,00 voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 322,00 voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Voorts merkt de Raad nog op dat uit het bepaalde in artikel 22, vijfde lid van de Beroepswet volgt dat verzoeker zich met een verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot verweerder kan wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag groot € 644,00, te betalen door Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2005.
(get.) K.J.S. Spaas
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
MR
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.