ECLI:NL:CRVB:2006:AU9085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de juistheid van indexcijfers in het kader van de AAW/WAO-schatting
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 1981 als gevolg van een verkeersongeval niet meer kan werken. Appellant ontving tot 1997 een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De mate van arbeidsongeschiktheid is door gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), herzien naar 15 tot 25% per 11 oktober 1997. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij medisch in staat is om de geduide functies te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank Amsterdam eerder het besluit van gedaagde had vernietigd, maar dat de medische gronden van appellant niet meer ter beoordeling stonden. De Raad heeft de argumenten van appellant over de psychische belastbaarheid en het gebruik van indexcijfers in de beoordeling van het maatmaninkomen overwogen. De Raad concludeert dat de verzekeringsarts de psychische belasting correct heeft omschreven en dat de door gedaagde gehanteerde indexcijfers niet onjuist zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de rol van indexcijfers in de vaststelling van het maatmaninkomen. De Raad wijst erop dat de keuze voor het maatmaninkomen en de mate van arbeidsongeschiktheid op een bepaalde datum steeds kan worden getoetst, en dat de argumenten van appellant niet leiden tot een andere conclusie. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 3 januari 2006.