ECLI:NL:CRVB:2006:AU9329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Weigering WAZ-uitkering voor zelfstandig melkveehouder met knie- en rugklachten
In deze zaak gaat het om een zelfstandig melkveehouder die zijn werkzaamheden gedeeltelijk heeft gestaakt vanwege knie- en rugklachten. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 7 juli 2003 zijn beroep tegen de weigering van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) ongegrond heeft verklaard. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 25 november 2005, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door R.T. van Baarlen en de gedaagde door mr. F.H.M.A. Swarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
De appellant had zijn werk op 5 oktober 1999 gedeeltelijk gestaakt en verzocht om een uitkering, maar het Uwv oordeelde dat hij na afloop van de wettelijke wachttijd op 3 oktober 2000 minder dan 25% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de stelling van de appellant dat hij om medische redenen minder uren kon werken, niet werd ondersteund door de beschikbare stukken. Ook werd vastgesteld dat de appellant voldeed aan de diploma-eisen voor de functies die hem werden aangeboden. De rechtbank oordeelde dat het 'bijduiden' van een functie tijdens het beroep toegestaan was, omdat dit gebeurde na afloop van de wachttijd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en onderschreef de motivering. De Raad benadrukte dat er een zorgvuldige besluitvorming moet zijn, inclusief medisch onderzoek naar de belastbaarheid van de appellant. Dit onderzoek was uitgevoerd door de bezwaarverzekeringsarts, en de Raad vond dat de stelling van de appellant dat dit onderzoek niet had plaatsgevonden, feitelijk onjuist was. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.