ECLI:NL:CRVB:2006:AU9338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de toepassing van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS)
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B.L.I.M. van Overloop, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) ongegrond werd verklaard. Het bestreden besluit, genomen op 10 december 2002, weigerde appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%. In hoger beroep werd door appellant aangevoerd dat zijn belastbaarheid onjuist was vastgesteld, ondersteund door een medisch getuigschrift van psychiater-neuroloog F.A. Boogers. De Raad heeft echter geoordeeld dat de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts L. Greveling overtuigend was en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de eerdere vaststelling te weerleggen.
De Raad heeft ook de arbeidskundige beoordeling in overweging genomen, waarbij uitvoerige toelichtingen op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn ingediend door gedaagde. De Raad concludeert dat de onderbouwing van het bestreden besluit, dat voor 1 juli 2005 is genomen, alsnog is gegeven. De Raad heeft de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, op basis van artikel 8:72 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,- voor verleende rechtsbijstand in zowel eerste aanleg als hoger beroep.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt het belang van een zorgvuldige verslaglegging en motivering bij de toepassing van het CBBS, en bevestigt dat de Raad geen redenen heeft gevonden om de vastgestelde belastbaarheid van appellant in twijfel te trekken. De Raad heeft de beslissing op 10 januari 2006 openbaar uitgesproken, waarbij de proceskosten en het griffierecht zijn vastgesteld.