ECLI:NL:CRVB:2006:AU9935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van herzieningsverzoek wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de opposant verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 30 juli 2004. De Raad heeft op 25 mei 2005 het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant het verschuldigde griffierecht niet tijdig had voldaan. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, wat op 7 december 2005 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting was de opposant niet aanwezig, maar de geopposeerde, vertegenwoordigd door G.M. Folkers, was wel aanwezig.
De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat de opposant herhaaldelijk is gewezen op de noodzaak om het griffierecht tijdig te voldoen. Het griffierecht was echter niet op de rekening van de Raad bijgeschreven, wat volgens de bepalingen in de Beroepswet (Bw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek om herziening. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd die aanleiding geven om de eerdere beslissing te heroverwegen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2006 het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 25 mei 2005 in stand blijft. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.