ECLI:NL:CRVB:2006:AV0048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Niet verschoonbare overschrijding termijn indienen bezwaarschrift
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, die op 29 april 2005 een beslissing heeft genomen in een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat het bezwaarschrift dat op 19 mei 2004 was ingediend, niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat appellante de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet had gerespecteerd. Appellante had geen omstandigheden kunnen aanvoeren die zouden rechtvaardigen dat zij niet in verzuim was geweest.
Tijdens de zitting van de Raad op 16 december 2005 zijn partijen niet verschenen, ondanks dat zij voorafgaand schriftelijk op de hoogte waren gesteld. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze in wezen een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten in eerste aanleg. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de stelling van appellante dat het primaire besluit niet aangetekend was verzonden, geen relevante betekenis had, aangezien appellante de ontvangst van dit besluit niet had betwist.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 januari 2006 door mr. B.J. van der Net, met R.E. Lysen als griffier.