ECLI:NL:CRVB:2006:AV0091

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/712 REA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag arbeidsgehandicapte status op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 7 januari 2004 zijn beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond verklaarde. Appellant had verzocht om aangemerkt te worden als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA, maar zijn aanvraag werd afgewezen. De Raad van bestuur stelde dat appellant geen arbeidsgehandicapte van rechtswege is en dat uit de medische en arbeidskundige beoordeling bleek dat hij in staat was om passend werk te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts van gedaagde de medische beperkingen van appellant correct had vastgesteld en dat de voorbeeldfuncties die aan appellant werden voorgelegd, passend waren bij zijn opleidingsniveau.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij meer beperkingen had dan door de verzekeringsarts was aangenomen en dat de rechtbank zijn argumenten over de beschikbaarheid van functies niet had meegenomen. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de medische en arbeidskundige rapportages voldoende onderbouwing boden voor de afwijzing van de aanvraag. De Raad concludeerde dat appellant geen recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en dat er geen belemmeringen waren die hem verhinderden om arbeid te verrichten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

04/712 REA
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 januari 2004, reg.nr. 03/1368.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op
30 november 2005, waar beide partijen - met bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Voor een weergave van de voor dit geding van belang zijnde feiten verwijst de Raad naar rubriek 3 van de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Bij besluit van 27 maart 2003 heeft gedaagde appellant bericht dat hij niet als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA wordt aangemerkt. Het bezwaar tegen dit besluit is bij besluit op bezwaar van 3 juni 2003 ongegrond verklaard. Hieraan ligt ten grondslag dat appellant geen arbeidsgehandicapte van rechtswege is en dat uit de medisch-arbeidskundige beoordeling niet is gebleken dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt bij het verkrijgen of verrichten van arbeid. Appellant wordt op grond van rapportages van de verzekeringsarts en van de arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in staat geacht arbeid te verrichten die voor hem passend is en die zijn beperkingen niet te boven gaat. Gedaagde is uit die rapportages niet gebleken dat er voorzieningen nodig zijn om die arbeid passend voor appellant te maken en evenmin dat er sprake is van een achterstand op de arbeidsmarkt.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is appellant op de datum van beoordeling door de verzekeringsarts van gedaagde niet meer of anders medisch beperkt te achten dan gedaagde heeft vastgesteld. Bij zijn oordeel heeft de rechtbank het orthopedisch expertiserapport van dr. Ph.J. Edixhoven betrokken. De in het kader van het arbeidskundig onderzoek besproken voorbeeldfuncties passen volgens de rechtbank bij het opleidingsniveau van appellant.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij acht zich aan zowel de rechterschouder als aan de linkerknie meer beperkt dan door de verzekeringsarts is aangenomen en verwijst daarvoor naar de bevindingen van dr. Edixhoven. Appellant neemt verder het standpunt in dat de rechtbank ten onrechte zijn grief dat hij voor tenminste één van de voorbeeldfuncties te hoog is opgeleid niet van belang heeft geacht omdat de overige voorbeeldfuncties wel een MBO-niveau vereisen. Niet is ingegaan op de vraag in hoeverre deze functies beschikbaar zijn.
Gedaagde volhardt bij het besluit op bezwaar van 3 juni 2003.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Het geschil betreft de vraag of gedaagde op goede gronden de aanvraag van appellant om aangemerkt te worden als arbeidsgehandicapte in de zin van de wet REA heeft afgewezen.
Appellant heeft geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en is ook overigens niet van rechtswege aan te merken als arbeidsgehandicapte.
Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Wet REA en het krachtens artikel 2, zesde lid, van de Wet REA genomen Arbeidsgehandicaptenbesluit (Besluit van 20 juli 1998, Stbl. 1998, 488; hierna te noemen: het Besluit) wordt tevens onder arbeidsgehandicapte verstaan de persoon ten aanzien van wie - kort gezegd - is vastgesteld, dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid. De in het Besluit opgenomen bepalingen komen er - kort gezegd en voor zover van belang - op neer dat gedaagde aan de hand van adviezen van een verzekeringsdeskundige en een arbeidsdeskundige vaststelt of een persoon arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet REA. In het Besluit en het daarop gebaseerde beslisschema is aangegeven aan welke vragen aandacht moet worden besteed.
Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de expertise van dr. Edixhoven niet dwingt tot het aannemen van zwaardere beperkingen voor de datum in geding dan waarvan gedaagde - in navolging van de adviezen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts - bij het besluit op bezwaar is uitgegaan.
De arbeidskundige rapportage van 7 oktober 2002 van J. Wierda geeft aan dat er op de arbeidsmarkt voldoende functies zijn, die aansluiten op zijn opleiding en waarin zijn belastbaarheid niet wordt overschreden. In beroep is informatie verschaft waaruit blijkt dat deze functies in voldoende mate op de arbeidsmarkt voorkomen.
Uit de op de toepasselijke criteria toegespitste, gedocumenteerde rapportages van de verzekeringsarts E.M.E. van der Werf-Huysmans, de arbeidsdeskundige J. Wierda en de bezwaarverzekeringsarts F.J.J. van Gulick blijkt naar het oordeel van de Raad dat aan het besluit van 3 juni 2003 een medische en arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt die voldoet aan het bepaalde in en krachtens artikel 2, derde lid, van de wet REA.
Nu de Raad ook overigens niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat appellant ten gevolge van ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid, concludeert de Raad dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard, zodat deze voor bevestiging in aanmerking komt.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van S.M.A. School als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2006.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) S.M.A. School.
GG120105