ECLI:NL:CRVB:2006:AV0146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel betaalde WAO-uitkering en schending van de hoorplicht
In deze zaak gaat het om de terugvordering van te veel betaalde WAO-uitkering aan appellant door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn eerdere bezwaren tegen de besluiten van het Uwv ongegrond waren verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de hoorplicht, zoals geregeld in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is geschonden. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Raad, waarin een vergelijkbare situatie werd behandeld. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart de inleidende beroepen gegrond, met de bepaling dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven.
De zaak heeft zijn oorsprong in besluiten van het Uwv van 7 september 2001, waarbij de WAO-uitkering van appellant werd verlaagd op basis van zijn feitelijke verdiensten. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv de hoorplicht had geschonden, wat de Raad bevestigde. De Raad oordeelt dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn inkomsten invloed hadden op de hoogte van zijn uitkering, en dat het Uwv bevoegd was om met terugwerkende kracht de uitkering te herzien.
De Raad laat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand, maar bepaalt dat het Uwv de proceskosten van appellant moet vergoeden, evenals het door hem betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met D.J. van der Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 13 januari 2006.